Regeerakkoord: 250 dagen bedenktijd; een vraagteken

Floor Eikelboom
12 okt 2017

 

Het regeerakkoord kondigt maatregelen aan die de invloed van bepaalde activistische aandeelhouders, die vooral zouden zijn gericht op de korte termijn, aan banden te leggen. Een van deze maatregelen is de zogeheten “bedenktijd” van maximaal 250 dagen. Het is de vraag of deze maatregel ooit realiteit wordt. Eerdere pogingen dienaangaande stranden op het EU-recht, zo zal hierna blijken.

De bedenktijd is als volgt omschreven in het regeerakkoord:

 

“Een beursgenoteerde onderneming die op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) te maken krijgt met voorstellen voor een fundamentele strategiewijziging kan een bedenktijd van maximaal 250 dagen inroepen, mits deze het kapitaalverkeer niet raakt. In deze periode dient verantwoording te worden afgelegd aan de aandeelhouders over het gevoerde beleid en dienen alle stakeholders die betrokken zijn bij de onderneming, geraadpleegd te worden. Deze maatregel kan niet worden ingezet in combinatie met beschermingsconstructies van bedrijven zelf, zoals de uitgifte van preferente aandelen of prioriteitsaandelen.”

 

Deze bedenktijd doet sterk denken aan de zogeheten responstijd uit de Corporate Governance Code. Deze bevat reeds jaren een best practise bepaling die inhoudt aandeelhouders alvorens zij verzoeken om een punt op de agenda van de AvA te plaatsen in overleg zouden behoren te treden met het bestuur en, als het bestuur daarom vraagt, het bestuur een redelijke termijn behoren te gunnen zodat het bestuur zich kan beraden (de responstijd). Deze responstijd kan alleen worden ingeroepen als het gaat om besluiten die kunnen leiden tot de wijziging van de strategie, waaronder mede wordt verstaan het ontslag van bestuurders en commissarissen.

De binding van de Corporate Governance Code is echter beperkt. Het heeft niet de kracht van een wettelijke regel, maar is slechts één van de factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van de wet in concrete gevallen. De wet bepaalt bijvoorbeeld dat een aandeelhouder, die minstens 10% van de aandelen houdt, kan verzoeken om een machtiging om een AvA bijeen te roepen, mits hij vooraf de bestuurders en commissarissen heeft verzocht om deze vergadering bijeen te roepen, zij dat nalaten en – daar komt het – de aandeelhouder een redelijk belang heeft. Om te bepalen of sprake is van een redelijk belang zal de rechter rekening houden met de omstandigheid of de aandeelhouder de responstijd in acht heeft genomen. Ook als de aandeelhouder dat niet deed, kan echter nog steeds sprake zijn van een redelijk belang, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Om die reden bepleitte de Monitoring Commissie Corporate Governance Code eerder om de responstijd in de wet op te nemen. Het gevolg daarvan zou zijn dat een aandeelhouder, die de responstijd niet in acht neemt, geen machtiging kan krijgen om een AvA bijeen te roepen. De commissie kreeg bijval van leden van de Tweede Kamer. De toenmalige regering, in de persoon van CDA minister De Jager, legde naar aanleiding daarvan echter uit dat het in de wet opnemen van de responstijd van 180 dagen strijdig is met de verplichtingen van Nederland uit hoofde van de EU Richtlijn Aandeelhoudersrechten. De Jager formuleerde het als volgt:

 

Op basis van best practice bepaling II.1.9 mag de responstijd ten hoogste 180 dagen duren. De wettelijke agenderingstermijn voor aandeelhouders is thans zestig dagen. Gelet op het feit dat artikel 6 lid 3 van Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen bepaalt dat iedere lidstaat één specifieke termijn vaststelt waarop aandeelhouders het agenderingsrecht kunnen uitoefenen, kunnen er niet verschillende wettelijke termijnen voor het agendering van alle onderwerpen – ook degene die niet van strategische aard zijn – op 180 dagen wordt gesteld, is niet voorgesteld de huidige termijn wettelijk te wijzigen agenderingsrecht worden gesteld al naar gelang het onderwerp. De commissie vennootschapsrecht is hierover geraadpleegd en deelt dit standpunt. Aangezien het niet wenselijk wordt geacht dat de termijn voor agendering van alle onderwerpen – ook degene die niet van strategische aard zijn – op 180 dagen wordt gesteld, is niet voorgesteld de huidige termijn wettelijk te wijzigen.

 

De opstellers van het regeerakkoord lijken zich enigszins bewust te zijn van het feit dat de bedenktijd op gespannen voet staat met het EU-recht, nu zij opnamen dat de bedenktijd niet mag raken aan “het kapitaalverkeer”, waarmee zij kennelijk de vrijheid van kapitaal van art. 63 VWEU op het oog hebben. Een poging om het EU-recht aan te passen, zodat het kabinet de bedenktijd kan realiseren, wordt echter niet aangekondigd. Ik ben benieuwd hoe het nieuwe kabinet Rutte de door De Jager gesignaleerde obstakels denkt te kunnen overwinnen.

 

Naar
boven