De reparatieclausule in het modellenrecht (deel 2)

bureau Brandeis
28 dec 2017

 

De reparatieclausule in het modellenrecht (deel 2)

Een tijdje geleden heb ik een stukje geschreven over de reparatieclausule in het modellenrecht (art. 110 GModVo). Die reparatieclausule is een beperking op het modelrecht en heeft voornamelijk betrekking op auto-onderdelen. Auto’s bestaan uit verschillende onderdelen. Niet alleen de auto als geheel kan voorwerp van een modelrecht zijn, maar ook bepaalde (zichtbare) onderdelen (bijvoorbeeld de motorkap of de grille) waaruit de auto is samengesteld. Na een frontale aanrijding moet de grille vervangen worden door een identieke grille. Het betreft immers een zogenoemd must match-onderdeel. Wie een modelrecht heeft op de auto en op de onderdelen ervan, beheerst de markt voor de reparatie van de auto, omdat niemand anders dan de rechthebbende dergelijke modelrechtelijk beschermde onderdelen mag produceren en alleen identiek vormgegeven onderdelen verkoopbaar zijn. Daardoor is iedere concurrentie op de auto-onderdelenmarkt uitgesloten. Dat werd door de wetgever onwenselijk geacht en daarom is de zogenoemde reparatieclausule in de wet opgenomen. Het is een beperking van het modelrecht. De modelrechthebbende kan zich namelijk niet verzetten tegen de verhandeling van reparatieonderdelen. Hierdoor kunnen onafhankelijke fabrikanten van onderdelen toetreden tot de reparatiemarkt.

Niet duidelijk was echter wat precies onder een must match-onderdeel moest worden verstaan. Vallen daar bijvoorbeeld ook velgen van auto’s onder? Persoonlijk was ik nogal gecharmeerd van de restrictieve Engelse benadering zoals die onder meer door Justice Arnold in een Engelse zaak is verwoord:

“For the reasons given above, I have concluded that Article 110(1) only applies to component parts of a complex product “upon whose appearance the protected design is dependent” in the words of recital (13). In other words, Article 110(1) enables the replacement of parts which “must match” the overall design of the product. The purpose of this is to ensure that the original equipment manufacturer cannot monopolise the aftermarket where the owner of the product has no realistic alternative to replacing the part with one of the same design if the original part becomes damaged. In the case of a motor car, this means parts such as body panels, bumpers and windows. In my judgment the designs of alloy wheels of the kind in issue are not dependent on the appearance of the car, because it is clear from the evidence that replacement of wheels of one design with wheels of a different design is a perfectly realistic option”.[1]

Uit een recent arrest van het Hof van Justitie EU blijkt het Hof minder gecharmeerd te zijn van deze restrictieve uitleg.[2] Sterker nog het Hof wil daar niets van weten. Volgens het HvJ EU blijkt uit de ontstaansgeschiedenis van art. 110 GModVo dat de reparatieclausule ruim uitgelegd moet worden en niet beperkt dient te worden tot onderdelen waarvan de vorm wordt opgelegd door de vorm van het samengestelde voortbrengsel:

50      Zoals blijkt uit die toelichting, kan de gemeenschapsmodellenbescherming ongewenste effecten in de zin van een uitsluiting of beperking van de mededinging op de markt hebben, met name voor dure samengestelde producten met een lange levensduur zoals motorvoertuigen, waarbij de bescherming van het model van de afzonderlijke onderdelen aanleiding kan geven tot een echte monopolisering van de vervangingsmarkt. In deze context is de reparatieclausule erop gericht, het monopoliseren van markten van bepaalde reserveonderdelen te voorkomen, en in het bijzonder te verhinderen dat een consument die een duurzaam en wellicht duur product heeft gekocht, voor uitwendige onderdelen voor onbepaalde duur aangewezen is op de fabrikant van het samengestelde product.

51      Zoals de advocaat-generaal in de punten 44 en 45 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, is het precies om het monopoliseren van markten van reserveonderdelen tegen te gaan dat de reparatieclausule van artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 bepaalt dat er geen bescherming als gemeenschapsmodel bestaat voor een model dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel dat wordt gebruikt voor de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.

52      Dat de reparatieclausule beoogt, de markt van reserveonderdelen in zekere mate te liberaliseren, wordt overigens bevestigd door overweging 19 en artikel 14 van richtlijn 98/71, volgens welke wijzigingen van nationale wettelijke bepalingen inzake het gebruik van het model van een onderdeel voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, alleen toegestaan zijn indien daarmee een liberalisering van de markt van dergelijke onderdelen wordt beoogd.

53      Uit het voorgaande volgt dat de draagwijdte van artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 niet is beperkt tot onderdelen van een samengesteld voortbrengsel waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het beschermde model”.

Duidelijke taal van het HvJ EU: ook velgen zijn reparatieonderdelen en vallen onder de uitzondering van art. 110 GModVo. Het feit dat het lastig zal zijn (zo niet onmogelijk) om objectief te waarborgen dat die velgen uitsluitend verkrijgbaar zijn voor reparaties en niet ook nog voor andere doeleinden, zoals de opwaardering of individualisering van de auto in zijn geheel heeft het HvJ EU niet op andere gedachten gebracht. Volgens het Hof kan van de fabrikant of verkoper van een reparatieonderdeel niet verwacht worden dat hij objectief en in alle omstandigheden waarborgt dat zijn onderdelen ook daadwerkelijk alleen voor reparaties worden gebruikt, maar op hen rust wel een zorgvuldigheidsplicht:

86      In het bijzonder dienen zij om te beginnen de downstream-gebruiker aan de hand van een duidelijke en zichtbare vermelding op het voortbrengsel, op de verpakking ervan, op de catalogi of op de verkoopdocumenten in te lichten over het feit dat het betrokken onderdeel vervaardigd is volgens een model waarvan zij niet de houders zijn en voorts over het feit dat dit onderdeel uitsluitend is bestemd om te worden gebruikt voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.

87      Verder dienen zij aan de hand van passende middelen, met name op contractuele wijze, erop toe te zien dat de downstream-gebruiker de betrokken onderdelen niet bestemt voor een gebruik dat onverenigbaar is met de in artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 gestelde voorwaarden.

88      Ten slotte moet die fabrikant of verkoper afzien van de verkoop van een dergelijk onderdeel wanneer hij weet of, gelet op alle relevante omstandigheden, redelijkerwijs moet weten dat het toekomstige gebruik van dat onderdeel niet zal voldoen aan de in artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 gestelde voorwaarden”.

Het zal duidelijk zijn dat deze door het HvJ EU geformuleerde zorgvuldigheidsplicht boterzacht is en niet meer dan een doekje voor het bloeden is. Slecht nieuws dus voor producenten van velgen.

 

[1] High Court of Justice Chancery Division 27 july 2012, [2012] EWHC 2099 (BMW/Round and Metal).

[2] HvJ EU 20 december 2017 ECLI:EU:C:2017:992 (Acacia/Audi).

Naar
boven