Update Spoorwegrecht: marktwerking en het 4e Spoorwegpakket
Inleiding
In onze blog van 26 mei 2023 bespraken wij enkele ontwikkelingen op het gebied van Spoorwegrecht. Met name lag de focus op de toen aankomende concessie voor het Hoofdrailnet (“HRN-concessie”) in het licht van Europese 4e Spoorwegpakket. Inmiddels is op 21 december 2023 de HRN-concessie voor de jaren 2025 tot en met 2033 onderhands gegund aan de Nederlandse Spoorwegen (“NS”). In deze blog bespreken wij de onderhandse gunning van de HRN-concessie in het licht van het 4e Spoorwegpakket. Daarbij zullen wij ingaan op de bezwaren die de Europese Commissie (“Commissie”) heeft tegen de wijze waarop de concessie is verleend. Als laatste bespreken wij enkele andere recente ontwikkelingen omtrent de Nederlandse en Europese spoorregulering.
4e Spoorwegpakket en de HRN-concessie
Centraal bij de beoordeling van de rechtmatigheid van HRN-concessie en gunning staat het 4e Spoorwegpakket. Dit pakket bestaat uit Europese regelgeving met als doel de liberalisering van het Europese personenvervoer per spoor en is opgedeeld in twee pijlers. De technische pijler ziet op de veiligheid en interoperabiliteit van het Europese spoorwegsysteem. De marktpijler heeft betrekking op het openstellen van de spoormarkt. Onder deze pijler vallen onder andere de SERA-richtlijn (Single European Railway Area) en de PSO-verordening (Public Service Obligation), meerendeels nationaal geïmplementeerd in de Wet Personenvervoer 2000 (Wp2000) en de Spoorwegwet.
Tot de inwerkingtreding van het 4e Spoorwegpakket kende het Nederlandse spoornetwerk een tweetrapsverdeling van centrale en decentrale concessies. De HRN-concessie is de primaire concessie. Alle dienstlijnen die niet onder het hoofdrailnetwerk vallen, worden vervolgens als decentrale concessies verleend aan (alternatieve) vervoersbedrijven zoals Arriva, Connexxion, Syntus/Keolis, Qbuzz, Abellio of Eurobahn. Behoudens een kleine overlap in de concessies hebben de concessiehouders een exclusief recht over de relevante dienstlijnen. Waar de decentrale concessies openbaar worden aanbesteed, en er dus concurrentie om de markt plaatsvindt tussen vervoersbedrijven, is de HRN-concessie tot op het heden altijd onderhands en rechtstreeks gegund aan NS.
Figuur 1: vervoersbedrijven & concessies Nederlandse spoornetwerk
Het 4e Spoorwegpakket brengt verandering in dit systeem. In principe moet het gehele spoornetwerk op basis van open toegang door normale marktwerking bediend worden. Infrastructuurbeheerders (ProRail in Nederland) moeten aan alle spoorwegondernemingen toegang verlenen tot hun railnetwerk (artikel 13 SERA-richtlijn). Hiermee wordt concurrentie tussen vervoersbedrijven gemaximaliseerd. Tegelijkertijd voorziet het 4e Spoorwegpakket dat niet alle spoordiensten gebaat zijn bij ongebreidelde concurrentie. Dit is in het bijzonder het geval wanneer bepaalde diensten verlieslatend zijn. Om er voor te zorgen dat ook deze, hoewel misschien commercieel oninteressante maar voor reizigers belangrijke, diensten aangeboden worden, kan een lidstaat die diensten als een openbaredienstverplichting aanmerken.
Artikel 2 onder e PSO-verordening legt uit dat een openbaredienstverplichting een door de bevoegde overheidsinstantie vastgestelde prestatie is om spoordiensten uit te voeren die de exploitant daarvan in normale omstandigheden en dus zonder compensatie niet, of onder andere voorwaarden, zou leveren. Een openbaredienstverplichting kan onder artikel 1 Wp2000 en artikel 3 PSO-verordening als exclusief recht, bijvoorbeeld in de vorm van een gunning, verleend worden. Maar om ook bij deze openbaredienstcontracten marktwerking te bevorderen, is in artikel 5 lid 6 PSO-verordening opgenomen dat het onderhands gunnen daarvan alleen tót 24 december 2023 mogelijk was. De HRN-concessie van 2015-2025 en ook van 2025-2033 is op basis van deze grondslag aan NS gegund (artikel 19a en 19b Wp2000). Openbaredienstcontracten moeten na 24 december 2024 in principe via een aanbestedingsprocedure verleend worden, alleen onder strikte voorwaarden is onderhandse gunning nog toegestaan (artikelen 8 lid 2 sub iii en 5 lid 4a PSO-verordening)
Ingebrekestellingsprocedure Europese Commissie
Op 14 juli 2023 stuurde de Commissie een aanmaningsbrief naar de Nederlandse overheid waarin het uiteenzet dat het de voorgestelde HRN-concessie als onrechtmatig beschouwt. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (“Ministerie”) was al eerder per brief gewaarschuwd door de Commissie. Deze tweede brief vormde de inleiding van een ingebrekestellingsprocedure. Het openen van de ingebrekestellingsprocedure door de Commissie bleef niet onopgemerkt in de Nederlandse politiek en leidde tot verschillende vragen uit de Tweede Kamer. In reactie herhaalde het Ministerie meermaals, zoals in een brief aan de Tweede Kamer, dat het vast hield aan het plan om de concessie onderhands te gunnen aan de NS. Na de onderhandse gunning van de HRN-concessie aan NS op 21 december 2023, stuurde de Commissie op 13 maart 2024 een aanvullende aanmaningsbrief.
In deze twee aanmaningsbrieven benoemt de Commissie twee bezwaren die zij heeft bij de onderhandse gunning. Ten eerste bekritiseert de Commissie dat het Ministerie de HRN-concessie 2025-2033 reeds een jaar vóór aanvang daarvan, namelijk op 21 december 2023, heeft verleend. De reden hiervoor is dat het direct onderhands gunnen zonder rechtvaardiging onder strikte voorwaarden niet meer mogelijk zou zijn ná die datum. De Commissie ziet echter geen objectieve rechtvaardiging voor deze lange periode tussen gunning en ingang van de concessie, en beschouwt het zelfs als een omzeiling van de plicht om een aanbestedingsprocedure te starten.
Het tweede bezwaar van de Commissie ziet op de omvang van de HRN-concessie. De Commissie trekt in twijfel of (delen van) de HRN-concessie daadwerkelijk aangemerkt kan (kunnen) worden als een openbaredienstcontract. Zoals hierboven uiteengezet is voor gunning van een openbaredienstcontract vereist dat er sprake is van een openbaredienstverplichting in de zin van artikel 2 onder e PSO-verordening. Dit zijn in feite treindiensten die niet commercieel voordelig zijn voor de concessiehouder. Volgens de Commissie had het Ministerie een marktanalyse moeten doen om te toetsen of delen van de HRN-concessie onder commerciële voorwaarden met open toegang uitgevoerd zouden kunnen worden. Het feit dat NS een tarief betaalt voor de concessie suggereert volgens de Commissie dat delen daarvan door marktwerking vervuld zouden kunnen worden.
Interessant is dat de Commissie hiermee indruist tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“CBb”) van 9 februari 2017. In die zaak oordeelde het CBb dat de HRN-concessie 2015-2025 als geheel een openbaredienstverplichting was. Dat een deel van die concessie, specifiek de HSL-zuid (hogesnelheidslijn), winstgevend zou (kunnen) zijn, deed daar niet aan af. De bepaling uit artikel 2 onder e PSO-verordening stond er naar oordeel van het CBb niet aan in de weg dat een concessie “een mix kan zijn van winstgevende en verlieslatende lijnen”. Volgens de Commissie diende het Ministerie juist wel te onderzoeken of delen van die “mix” als opentoegangsdienst uitgevoerd zouden kunnen worden.
Vooralsnog is niet bekend hoe het Ministerie heeft gereageerd op de tweede aanmaningsbrief, waarvan de reactietermijn inmiddels is verstreken, en zo ja, of dit genoeg is geweest voor de Commissie om af te zien van verdere doorzetting van de ingebrekestellingsprocedure. Als de Commissie niet tevreden is met het antwoord kan zij er voor kiezen om een met redenen omkleed advies te sturen. Indien Nederland vervolgens niet binnen een bepaalde periode voldoet aan de eisen van de Commissie, kan de Commissie de zaak verwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie (“Hof“). Mocht het Hof de Commissie in het gelijk stellen, dan zijn verschillende scenario’s denkbaar. In het meest ingrijpende scenario zal de HRN-concessie alsnog door middel van een publieke aanbestedingsprocedure gegund moeten worden. Het is ook mogelijk dat de Nederlandse overheid delen van de huidige concessie zal moeten decentraliseren. In beide gevallen zullen alternatieve vervoersbedrijven alsnog de kans krijgen mee te dingen naar diensten die nu door de NS verleend worden.
Omvang van de HRN-concessie en opentoegangsdiensten
Behalve de bezwaren van de Commissie, kwam de omvang van de HRN-concessie ook op Nederlands niveau in opspraak. De omvang van de HRN-concessie is met name in het kader van het oude systeem van concessies in Nederland belangrijk voor spoorwegondernemingen die naast de NS treindiensten willen aanbieden op het Nederlandse railnetwerk. Tegen die achtergrond stond ten tijde van onze eerdere blog nog niet vast of de sprintertrajecten Groningen-Zwolle en Leeuwarden-Zwolle onderdeel zouden worden van de HRN-concessie 2025-2033. Naast de NS was namelijk ook Arriva geïnteresseerd in het uitvoeren van treindiensten op die trajecten. Uiteindelijk heeft het Ministerie ervoor gekozen om deze diensten niet te decentraliseren. Staatssecretaris Heijnen overweegt dat deze trajecten juist voor regionale reizigers van groot belang zijn en dat zij beschermd moeten worden tegen versobering of stopzetting van treindiensten door commerciële partijen als gevolg van tegenvallende opbrengsten. Hoewel deze trajecten voorlopig onder de HRN-concessie zullen vallen, kan het Ministerie halverwege het verloop van de HRN-concessie tijdens de midterm review besluiten om deze diensten alsnog te decentraliseren.
Dankzij het 4e Spoorwegpakket kan een spoorwegonderneming echter ook zonder een concessie treindiensten aanbieden, zelfs als al een concessie is verleend aan een andere onderneming. Uit artikel 11 lid 2 SERA-richtlijn volgt dat het recht op open toegang alleen beperkt mag worden wanneer nieuwe diensten het economisch evenwicht van een concessie in gevaar brengen. In Nederland gaat dat dus primair om de HRN-concessie maar ook alle decentrale concessies. Bij melding van een nieuwe dienst op basis van open toegang kan de concessieverlener (het Ministerie), de concessiehouder (NS) of de infrastructuurbeheerder (ProRail) de ACM vragen een objectieve analyse uit te voeren om te onderzoeken of het economisch evenwicht van het relevante openbaredienstcontract wordt verstoord (artikel 10 Uitvoeringsverordening 2018/1795).
In 2023 en 2024 heeft een relatief groot aantal vervoersbedrijven aangegeven dat zij op basis van open toegang gebruik willen maken van het Nederlandse railnetwerk, met name voor lange afstandsdiensten binnen Nederland en internationaal. Zo heeft Arriva melding gedaan van 26 nieuwe binnenlandse treindiensten en een internationale dienst tussen Groningen en Parijs. Qbuzz heeft ook gemeld nieuwe (internationale) treindiensten te gaan aanbieden, bijvoorbeeld tussen Amsterdam en Berlijn. Naast deze reeds in Nederland actieve vervoersbedrijven heeft het Duitse Flixtrain melding gedaan van een nieuwe dienst tussen Rotterdam en Oberhausen en zijn nieuwe toetreders Heuro en Flywise voornemens internationale treindiensten aan te bieden.
In reactie op deze meldingen hebben het Ministerie en de NS de ACM steeds verzocht om een toets van economisch evenwicht (“EET”) uit te voeren, in alle gevallen heeft de ACM die verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. De ACM stelt zich op het standpunt dat zij alleen ten aanzien van een bestaande openbaredienstcontract een EET kan uitvoeren (artikel 19a lid 2 Wp200), terwijl de HRN-concessie 2025-2033 ten tijde van de meldingen nog niet was verleend. Als uitzondering op die regel kan de ACM een EET uitvoeren wanneer er sprake is van een concurrerend aanbestedingsprocedure (artikel 5 lid 2 Uitvoeringsverordening 2018/1795), maar daarvan is bij de HRN-concessie geen sprake. Zonder EET kan de ACM de treindiensten van alternatieve aanbieders niet verbieden.
Marktwerking spoor in Europa
Het 4e spoorwegpakket zorgt (ook) in de rest van Europa voor een toename aan concurrentie op het spoor. Dankzij liberalisering van het Europese spoornetwerk krijgen dominante, doorgaans voorheen genationaliseerde, spoorwegmaatschappijen in toenemende mate te maken met concurrenten die op basis van open toegang diensten aanbieden.
De meeste ontwikkelingen vinden plaats op het gebied van de Europese hogesnelheidstrajecten. De toename aan concurrentie onder aanbieders van hogesnelheidsdiensten wordt ten dele gedreven door een groeiende wens van consumenten om milieubewuster te reizen. Treinreizen worden eerder als alternatief gezien van goedkope vluchten dan twintig jaar geleden. De nationale spoorwegmaatschappijen Renfe (Spanje), Trenitalia (Italië) en SNCF (Frankrijk) breiden in reactie hierop hun hogesnelheidsdiensten op basis van open toegang uit naar buurlanden. Daarnaast zijn er in verschillende landen aanbieders van open toegang hogesnelheidsdiensten actief zoals Nuovo Trasporto Viaggiatori in Italië en Iryo in Spanje. Tot op het heden heeft Eurostar een monopolie gehad op het hogesnelheidstraject dat het Verenigd Koninkrijk via de kanaaltunnel verbindt met continentaal Europa, maar hier kan in de toekomst verandering in komen. Verschillende gevestigde spoorwegmaatschappijen en ook start ups Evolyn en het Nederlandse Heuro hebben bekend gemaakt van plan te zijn om diensten aan te bieden tussen Londen, Amsterdam en Parijs.
In tegenstelling tot uitbreiding van diensten door de Franse, Spaanse en Italiaanse nationale spoorwegmaatschappijen, waren de NS en Deutsche Bahn (“DB”) in de afgelopen jaren juist bezig met het afstoten van hun buitenlandse activiteiten. DB heeft op 5 januari 2024 goedkeuring gekregen van de Commissie voor de verkoop van Arriva aan I Squared Capital. In Nederland maakte het Ministerie van Financiën op 23 april 2024 publiekelijk bekend dat de NS haar dochteronderneming Abellio Duitsland zal verkopen aan BeNEX. De primaire overweging is dat Abellio Duitsland geen rol speelt in het grensoverschrijdend treinvervoer of internationale diensten tussen Nederland en Duitsland. Om die reden heeft de dochteronderneming onvoldoende toegevoegde waarde voor de Nederlandse reiziger. In combinatie met het feit dat Abellio Duitsland verlieslatend is, heeft het Ministerie van Financiën als aandeelhouder de verkoop goedgekeurd.
Wordt uw bedrijfsvoering geraakt door de ontwikkelingen omtrent de HRN-concessie? Komt u in aanraking met de ACM in een toezichtskwestie of geschil? Of bent u benieuwd naar de impact van nieuwe regelgeving? Neem dan contact op met een van onze specialisten.