Financial Litigation Update – November 2023

Simone Peek
13 dec 2023

Deze Financial Litigation Update bundelt enkele recente besprekingen van rechterlijke uitspraken die relevante inzichten bevatten voor spelers op de financiële markten.

Zorgplicht bank vs. aansprakelijkheid voor stoppen transacties bij frauderisico

De rechtbank Amsterdam bevestigt nog maar eens dat banken verplicht zijn om onderzoek te doen naar transacties die via hun rekeningen verlopen en om hun klanten te waarschuwen tegen mogelijke fraude.

Dit op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) enerzijds en op grond van de bijzondere zorgplicht die banken naar hun klanten hebben anderzijds.

Tegelijk komt het voor dat banken voor de gevolgen van die waarschuwingen civielrechtelijk worden aangesproken, door de betrokken klant of zoals in dit geval door de begunstigde van betalingsopdrachten van de klanten van de bank.

Als er echter voldoende grond is voor een waarschuwing handelen banken niet onrechtmatig als zij een overboeking “on hold” zetten totdat zij bij de klant hebben geverifieerd of deze die betaling daadwerkelijk wil doen. Dat oordeelt de rechtbank in het vonnis dat vorige week werd gepubliceerd.

Het is geen geheim dat de financiële sector het naleven van de vele complianceverplichtingen die haar als poortwachter zijn toebedeeld, als belastend ervaart. En ga er maar aan staan, cliëntenonderzoek doen naar al je klanten, doorgaand transactie- en fraudemonitoring verrichten, “red flags” signaleren en zo nodig klanten waarschuwen.

Daar komen in toenemende mate juridische procedures bij over het eventueel eerder moeten ingrijpen, terechte of onterechte blokkering van betalingen en opzegging van klantrelaties.

In dit soort zaken gaat het vaak om een afweging van de zorgplicht van de bank aan de ene kant en de eigen verantwoordelijkheid van de benadeelde aan de andere kant. De uitkomst is daardoor lang niet altijd evident. Daar is de zaak in kwestie een voorbeeld van.

In onze praktijk zien we dat dit verder op scherp wordt gezet als daarbij ook de toezichthouder de onderneming en haar senior managers aanspreekt op hun verplichting om fraude- en andere risico’s zoveel mogelijk te beheersen.

Een voornemen van DNB of de AFM om een al dan niet persoonlijke maatregel op te leggen heeft vaak een enorme impact. Het raakt de systemen en verhoudingen in de organisatie, de betrokkenen, zowel zakelijk als privé, en het kan significante financiële en reputationele consequenties hebben.

Mede in het licht van dit soort zaken over vermoedens van fraude is het van belang om als financiële onderneming en bestuur ook op die handhavingsrisico’s goed voorbereid te zijn.

Rechtbank Amsterdam 20 september 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6246.

 

Cryptodienstverlener gezien als aanbieder in Nederland door affiliate programma’s

De rechtbank Rotterdam weigert een last onder dwangsom te schorsen die DNB heeft opgelegd aan een cryptobedrijf dat zonder registratie diensten in Nederland aanbiedt.

Dit registratievereiste voor cryptodienstverleners volgt uit de Wwft. Het was onlangs al onderwerp van kritiek van dezelfde rechtbank. Dit omdat DNB veel meer gegevens van cryptobedrijven verlangt en beoordeelt dan nodig zijn om hen te kunnen registeren en op geschiktheid en betrouwbaarheid te toetsen.

Een centrale vraag in deze zaak is of het cryptobedrijf kan worden geacht haar activiteiten te hebben gericht op de Nederlandse markt. Immers, indien een partij zich met haar diensten richt op de Nederlandse markt zonder zich te registreren, is sprake van een overtreding.

Om deze vraag te beantwoorden knoopt de voorzieningenrechter aan bij rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. Volgens het Hof valt onder de relevante aanwijzingen of een aanbieder zich richt op een lidstaat in zijn algemeenheid “elke duidelijke uitdrukking van de wil om de consumenten in [een bepaalde] lidstaat als klanten te winnen”.

Met DNB vindt de rechtbank van belang dat het cryptobedrijf zogenoemde affiliate en referral programma’s in Nederland had. Denk bijvoorbeeld aan finfluencers die via hun website cryptodiensten promoten en naar een platform verwijzen of klanten van een cryptoplatform die anderen uitnodigen om ook klant te worden en daar een beloning voor krijgen.

De uitspraak benadrukt dat van geval tot geval en op basis van specifieke feitelijke factoren zal moeten worden bepaald of een aanbieder zich richt tot de Nederlandse markt. Die beoordeling kan in verschillende gevallen verschillend uitpakken. Zo blijkt ook uit de overwegingen van de rechter over het eerdere optreden van DNB bij twee andere partijen op de cryptomarkt. En ook in andere EU-landen worden factoren niet steeds hetzelfde gewogen.

Zoals we in onze praktijk ook zien, gaat het op een gereguleerde markt als deze dus niet alleen om het doen van de vereiste registratie of het verkrijgen van de juiste vergunning. Net zo belangrijk of belangrijker nog is de wijze waarop een product of dienst wordt gepositioneerd, en hoe marketinguitingen daaromtrent worden ingestoken, onderbouwd en uitgevoerd.

Want weliswaar is het aan de toezichthouder om voor een bestuurlijke sanctie zoals een last onder dwangsom voldoende bewijs van overtreding te leveren. De betrokken onderneming zal de bevindingen van de toezichthouder op haar beurt voldoende concreet en feitelijk moeten kunnen weerspreken. Daarin is het cryptobedrijf in deze zaak volgens de voorzieningenrechter niet geslaagd.

Rechtbank Rotterdam 6 september 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9599.

 

Trustkantoren vertrouwen op uitlatingen DNB na tekortschieten in klantonderzoek 

De rechtbank Rotterdam schorst de openbaarmaking van twee boetes. DNB had bij de betrokken trustkantoren de verwachting gewekt dat geen maatregelen meer zouden volgen.

Een uitkomst van een voorzieningenprocedure die niet vaak voorkomt. Volgens de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018), gelijk de Wft, moet de toezichthouder een boete van de zwaarste categorie in principe zo snel mogelijk openbaar maken. Uitzonderingen op de publicatieplicht zijn beperkt.

Bijzonder aan deze zaak is ook dat DNB volgens de voorzieningenrechter buiten redelijke twijfel heeft aangetoond dat de trustkantoren tekortschoten in het verrichten van gedegen cliëntenonderzoek en in strijd met de wet niettemin trustdiensten verleenden. Een daarvoor gegeven aanwijzing was ook volgens de aangestelde auditor slechts deels opgevolgd.

De trustkantoren beroepen zich echter op het vertrouwensbeginsel, en met succes. Door uitlatingen in een e-mail van een toezichthouder van DNB mochten zij erop vertrouwen dat het niet meer tot beboeting van deze overtredingen zou komen.

Hier zijn verschillende onderzoeks- en handhavingsmaatregelen elkaar opgevolgd. Terwijl een validatieonderzoek naar de opvolging van een gegeven aanwijzing nog werd afgerond, is een waarschuwingsbrief uitgegaan met bepaalde verwachtingen over het naleven van de wet. Deze kunnen volgens de rechter niet los van elkaar worden gezien.

Uit het bericht van DNB dat aan de verwachtingen uit de waarschuwingsbrief is voldaan en dat zij geen aanleiding ziet voor vervolgstappen, kon en mocht redelijkerwijs worden afgeleid dat DNB de inzet van sancties naar aanleiding van het validatieonderzoek niet langer in beraad had.

De voorzieningenrechter oordeelt dat DNB zich hiervan ten onrechte geen rekenschap heeft gegeven bij het nemen van de boetebesluiten. De rechter schorst daarom de openbaarmaking van de boetes, en wel zonder daaraan een specifieke termijn te verbinden.

Opvallend daarbij is ook dat de uitspraak een duidelijke opdracht aan DNB bevat om bij haar beslissing op de bezwaren tegen de boetes te bekijken of in het kader van de door haar te maken belangenafweging aanleiding bestaat de besluiten te herroepen.

De relevantie van die afweging van belangen die toezichthouders in al hun handelen – niet alleen bij formele besluitvorming – moeten toepassen, kan ook vanuit onze praktijk bezien niet genoeg benadrukt worden.

Rechtbank Rotterdam 20 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:10068.

 

Vragen over deze of andere financieel-rechtelijke kwesties? Zie voor meer informatie bureau Brandeis – Financial Services Litigation of neem contact op met Simone Peek via simone.peek@bureaubrandeis.com of telefoonnummer 06-27086201.

Naar
boven