Ondernemingskamer Journaal

Anita van Wees
29 mrt 2017

Selectie uitspraken enquêterecht Rechtspraak.nl – maart 2017

 

De uitspraak van de Ondernemingskamer inzake Telegraaf Media Groep N.V. trok deze maand natuurlijk veel aandacht. De Ondernemingskamer heeft haar afwijzing van het treffen van onmiddellijke voorzieningen gebaseerd op haar oordeel dat “voorshands” niet is gebleken dat sprake is van gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid bij het overnamebod van Mediahuis op TMG N.V. De Ondernemingskamer motiveert haar voorshands oordeel zo uitvoerig dat volgens mij weinig ruimte over is gebleven voor een ander oordeel bij het verzoek tot het gelasten van een onderzoek (het ‘bodem’ verzoek). Dat roept misschien de vraag op of een dergelijk uitgebreid “voorlopig” oordeel over gegronde redenen wel past bij een spoedbehandeling[1] van uitsluitend het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen.

Wat het enquêterecht betreft zijn deze maand verder niet veel uitspraken op rechtspraak.nl gepubliceerd, maar de volgende zaken vielen mij wel op.

Informatierecht van aandeelhouders B.V. buiten vergadering door aandeelhoudersovereenkomst

In haar uitspraak van 24 februari 2017, Care Group B.V. c.s., oordeelt de Ondernemingskamer onder meer over de informatievoorziening aan de minderheidsaandeelhouder. Tussen de aandeelhouders is een aandeelhoudersovereenkomst gesloten die ook door de vennootschap is getekend. De overeenkomst formuleert bijzonder ruim en generiek: “het bestuur (…) zal alle informatie en gegevens betreffende de gang van zaken bij de vennootschap (…) aan de aandeelhouders verstrekken” en “de aandeelhouders zullen zo vaak als [bestuur of aandeelhouders] dat nodig achtten overleg plegen over de gang van zaken van de vennootschap (…).” (r.o. 2.5).  De Ondernemingskamer oordeelt vervolgens dat de bestuurder-meerderheidsaandeelhouder ook buiten de algemene vergadering (“mede gelet op het besloten karakter van de vennootschap”),  alle informatie had moeten verstrekken (r.o. 3.5).

Gelet op de uitzonderlijke ruime strekking van de overeenkomst, kan ik me indenken dat partijen een dergelijk ruime informatieverstrekking buiten vergadering niet voor ogen stond. De Ondernemingskamer maakt daar geen woorden aan vuil: ze treedt niet in de uitleg van overeenkomsten, maar laat de inhoud wel meewegen bij het inkleuren van vennootschapsrechtelijke verplichtingen. In dit geval is dat de inlichtingenverplichting van 2:217 lid 2 BW.

Bij haar overweging in deze zaak, betrekt de Ondernemingskamer vervolgens de gestelde vragen – het zijn geen onzinvragen – en de omstandigheid dat de bestuurder niet of summierlijk en ontwijkend heeft geantwoord. Ik vraag me af of indien de minderheidsaandeelhouder naar nodeloze details had gevraagd, de ‘inkleuring’ van de verplichting ook zo had uitgepakt. De Ondernemingskamer gelast in deze zaak een onderzoek en benoemt een commissaris bij wijze van onmiddellijke voorziening, met name om nakoming van de informatieverplichting jegens de minderheidsaandeelhouder te bewerkstelligen.

AG Timmerman over onmiddellijke voorzieningen

Een wat oudere conclusie, maar onder mijn aandacht gekomen door de publicatie van de uitspraak in de zaak Deus Ex Machina (D.E.M.) B.V.[2] van de Hoge van 3 maart 2017, een afwijzing zonder nadere motivering ex 81 lid 1 RO. AG Timmerman geeft in zijn bijbehorende conclusie van 23 december 2016, in paragrafen 3.6 en 3.7, een  handzaam overzicht over de bevoegdheid van de Ondernemingskamer om onmiddellijke voorzieningen te treffen en licht de beperkte motiveringsplicht van de Ondernemingskamer bij het treffen van onmiddellijke voorzieningen toe in paragrafen 3.8 t/m 3.12. Overigens is in deze zaak inmiddels het onderzoeksverslag gedeponeerd en door de Ondernemingskamer bij beschikking van 17 maart 2017 ter inzage gelegd voor belanghebbenden.

Samenloop in Xeikon N.V.: uitkoop en enquête

De procedures rond Xeikon N.V. lopen inmiddels 3 jaar. Op 2 april 2014 hebben de minderheidsaandeelhouders een enquêteverzoek bij de Ondernemingskamer ingediend. Op 6 juni 2014 heeft de meerderheidsaandeelhouder een vordering tot uitkoop van de minderheidsaandeelhouders ingesteld. Er zijn inmiddels 13 uitspraken op rechtspraak.nl gepubliceerd.  De meest recente uitspraak is het tussenarrest van 21 februari 2017 in de uitkoopprocedure. Eerder heeft de Ondernemingskamer de uitkoopprocedure aangehouden in afwachting van het onderzoeksverslag in de enquêteprocedure. Dat verslag is gedeponeerd op 4 augustus 2016. Eiseres-meerderheidsaandeelhouder in de uitkoopprocedure is vervolgens gemachtigd uit het verslag mededelingen te doen in de uitkoopprocedure en partijen hebben zich over de inhoud van het verslag mogen uitlaten.

Vervolgens heeft eiseres-meerderheidsaandeelhouder aangedrongen op een (eind-)uitspraak over de uitkoop. Xeikon N.V. wordt volgens haar “gegijzeld” door de uitkoopprocedure en de minderheidsaandeelhouders, wat in strijd is met het doel van de uitkoopprocedure. De minderheidsaandeelhouders willen aanhouding van de uitkoopprocedure in afwachting van het oordeel over het verzoek tot vaststellen van wanbeleid. De Ondernemingskamer oordeelt dat “niet (valt) uit te sluiten dat de bevindingen in het onderzoeksverslag, het partijdebat daarover en de rechterlijke beoordeling daarvan (…) van belang kunnen zijn in deze uitkoopprocedure en voor de daarin door de te benomen deskundigen te verrichten waardering” (r.o. 2.7). Dat de aansprakelijkheid of schade niet in een enquêteprocedure wordt vastgesteld, doet daar volgens de Ondernemingskamer niet aan af.

Vervolgens weegt de Ondernemingskamer de belangen van de meerderheidsaandeelhouder en de minderheidsaandeelhouders tegen elkaar af en laat die van de minderheidsaandeelhouder zwaarder wegen. De Ondernemingskamer neemt daarbij in aanmerking dat op 13 april 2017 de mondelinge behandeling plaatsvindt van het verzoek tot vaststellen van wanbeleid.

De Ondernemingskamer verwijst de uitkoopprocedure vervolgens naar 12 september 2017, in de verwachting dat dan uitspraak is gedaan over het vermeende wanbeleid (r.o. 2.8). Dat is 152 dagen na de mondelingen behandeling. Wat mij daarbij opvalt is dat volgens het jaarverslag 2015 van de Ondernemingskamer de doorlooptijd tussen behandeling en uitspraak in wanbeleidzaken (‘de beslistijd’) 195 dagen in 2015 bedroeg en 108 dagen in 2014. Het gemiddelde van die twee aantallen is 151,5 dagen.

Na de beslissing op het verzoek tot het vaststellen van wanbeleid, mogen partijen zich over de beslissing over wanbeleid uitlaten in de uitkoopprocedure. Het eind is daarmee nog lang niet in zicht: de Ondernemingskamer gaat al uit van de benoeming van deskundigen voor de waardering van de uit te kopen aandelen. Ik lees niet duidelijk in het arrest dat de Ondernemingskamer de gehele duur van de uitkoopprocedure voor eiseres als een factor meeweegt. Vooralsnog zie ik vooral dat zij meent dat die 152 dagen (inmiddels?) niet een zodanig lange periode is dat die vertraging niet van eiseres gevergd kan worden. We zien ongetwijfeld nog meer uitspraken over Xeikon N.V.

[1] Er zaten slechts 13 dagen tussen de indiening van het verzoekschrift en uitspraak.

[2] What’s in a name? Waar de deus ex machina de oplossing is voor de vastgelopen schrijver is de onmiddellijke voorziening vaak de oplossing voor de vastgelopen onderneming.

Naar
boven