Vonnis VOB – Stichting Leenrecht opnieuw uitgesteld, waarom eigenlijk?

bureau Brandeis
24 feb 2015

Uit een bericht op Boekblad van 20 februari blijkt dat de Haagse Rechtbank het vonnis in de zaak tussen de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) en de Stichting Leenrecht (opnieuw) heeft uitgesteld.

Eerst weer even waar het allemaal over gaat. In het Nederlands auteursrecht bestaan een aantal uitzonderingen (beperkingen genoemd). Een van die beperkingen betreft het zogenaamde leenrecht. Kort gezegd komt het daarop neer dat een rechthebbende zich niet kan verzetten tegen het uitlenen van zijn werk, mits daar een vergoeding tegenover staat. Het absolute verbodsrecht heeft daar dus plaats gemaakt voor het recht op een vergoeding.

Zoals met zoveel zaken in deze digitale wereld was tot voor kort deze beperking glashelder. Als je een boek wilde uitlenen als bibliotheek bijvoorbeeld dan heb je daar geen toestemming van de uitgever voor nodig, maar moet je wel een vergoeding betalen (aan de Stichting Leenrecht, die op haar beurt dan weer doorbetaalt aan de rechthebbenden). De vraag waar het nu allemaal om draait is of die zelfde uitzonderingspositie ook moet gelden voor e-boeken. Ja zeggen de bibliotheken, nee zeggen de uitgevers (die zich inmiddels in de procedure hebben gevoegd, bijgestaan door bureau Brandeis).

De Haagse Rechtbank vindt het antwoord op die vraag blijkbaar niet vanzelfsprekend en dus heeft zij besloten om raad te vragen bij het Europese Hof van Justitie (daar heeft men namelijk het antwoord op alle vragen). En juristen zouden geen juristen zijn als over de manier waarop die vragen gesteld worden niet eindeloos gedelibereerd zou mogen worden. Dus mogen partijen zich uitlaten over de formuleringen van die vragen. Dat hebben partijen inmiddels gedaan en vervolgens is het aan de rechtbank om de vragen aan het Hof voor te leggen. Helaas is het de rechtbank nog niet gelukt om die vragen ook daadwerkelijk voor te leggen aan het Hof, naar verluidt vanwege drukte en dus heeft de rechtbank besloten het stellen van vragen uit te stellen.

Een ieder van u die wel eens bij een procedure betrokken is geweest weet dat het maar al te vaak voorkomt dat een Rechtbank het wijzen van een vonnis of het nemen van een andersoortige beslissing uitstelt. Hoe zit het eigenlijk met uitstel in een procedure?

Dat is in dit geval geregeld in het Landelijk Procesreglement voor Civiele dagvaardingszaken. Advocaten mogen in beginsel geen uitstel vragen, zo luidt artikel 2.8 streng. Er zijn wat mogelijke uitzonderingen, maar hoofdregel is dat zonder toestemming van de tegenpartij geen uitstel wordt verleend. Hoe zit het dan met uitstel voor de rechtbank zelf? Volgens artikel 6.4 van het Reglement bedraagt de termijn voor het wijzen van een vonnis voor de rechtbank zelf zes weken. Over het verlengen van deze termijn zwijgt het reglement, er is alleen een voorziening opgenomen die de mogelijkheid biedt voor betrokken advocaten om uitstel te vragen. Grappig genoeg biedt het Reglement de Rechtbank dus niet de mogelijkheid tot uitstel. En toch is uitstel aan de orde van de dag. Het komt herhaaldelijk voor dat in procedures de Rechtbank of het Hof wel vier tot zes keer uitstel neemt voor het wijzen van een vonnis.

En dat brengt nogal eens gemengde reacties met zich mee. Voor partijen die wel weten dat ze een negatief vonnis gaan krijgen is het heerlijk, hoe langer het duurt hoe beter. Voor partijen die rekenen op een positief vonnis of voor wie het wijzen van een vonnis om een andere reden van groot belang is (bijvoorbeeld om dat de bedrijfsvoering al dan niet moet worden aangepast) is het wachten op de Rechtbank soms een ware test in het oefenen van geduld. Op dit moment heb ik bijvoorbeeld een zaak bij een Hof (ik noem geen namen) lopen waarbij het Hof aan het nadenken is over een datum om na te denken over een datum voor een aangevraagd pleidooi. Ja u leest het goed, het Hof denkt nog niet na over de datum zelf, maar ze denkt na over de datum waarop ze die datum zal gaan bedenken, een kwestie van in de agenda kijken zou je zeggen.

Is er voor partijen iets te doen aan het soms herhaaldelijk uitstel in zaken? Nou nee, nauwelijks eigenlijk. Advocaten en de door hen bijgestane partijen willen natuurlijk niet de rechter tegen zich in het harnas jagen, dus als er al een briefje van de advocaat naar de rechtbank gaat met het verzoek om nu toch eens vaart te maken, dan gaat dat in de allervriendelijkste bewoordingen. Procederen is voor alles een oefening in geduld.

Naar
boven