Update recente uitspraken Reclame Code Commissie – juni 2025

Bente van Kan & Lisa Uppelschoten
10 jun 2025

In deze blog praten we jullie bij over enkele interessante uitspraken van de Reclame Code Commissie (“RCC”) van de afgelopen maanden. De uitspraken betreffen verschillende onderwerpen op het gebied van duurzaamheidsclaims en kindermarketing.

Gebruik van Minecraft in fastfoodreclame niet gericht op kinderen

Op 2 mei 2025 heeft de voorzitter van de RCC een klacht tegen een uiting van een fastfoodbedrijf afgewezen. De uiting betreft een nieuwsbrief van een fastfoodbedrijf waarin een doos in blokkenvorm is afgebeeld met daarbij kipnuggets, een hamburger, frietjes, cola en de tekst “A Minecraft Movie Meal voor Volwassenen”. Volgens klager is de uiting gezien de ontzettend grote populariteit van het spel Minecraft onder kinderen gericht op kinderen (onder de 13 jaar).

Dit is naar het oordeel van de voorzitter niet het geval. De bestreden uiting is opgenomen in een (speciale) digitale nieuwsbrief van het fastfoodbedrijf dat blijkens het verweer alleen wordt verzonden aan personen die zich hiervoor hebben aangemeld via de app en daarbij hebben verklaard 16 jaar of ouder te zijn. Hiermee heeft het fastfoodbedrijf naar oordeel van de RCC voldoende aannemelijk gemaakt dat de reclame-uiting zich niet richt op personen tot en met 12 jaar. De klacht wordt daarom afgewezen.

Investing in better cotton” (in casu) geen strijdige duurzaamheidsclaim

Op 15 april 2025 oordeelt de RCC dat het aanprijzen van een kledingstuk met een label waarop “investing in better cotton” staat niet in strijd is met de Reclamecode.

Volgens klager is deze uiting oneerlijk, omdat het bedrijf op het label met grote letters sier maakt voor ‘Better Cotton’ terwijl daaronder in veel kleinere letters staat dat het product zelf misschien helemaal geen Better Cotton bevat.

De RCC concludeert dat geen sprake is van strijd met de Reclamecode, omdat:

  • De tekst op het label niet garandeert dat het product uit ‘beter katoen’ bestaat. Uit de tekst blijkt duidelijk dat de reikwijdte van de claim anders, namelijk beperkter, is. Onder meer de zinnen onder de tekst “Investing in better cotton” (By choosing our products, you’re supporting our investment in Better Cotton’s mission; This product is sourced via a system of mass balance and therefore may not contain better cotton), vergezeld door het Better Cotton-logo, maken immers duidelijk dat de aanschaf van een product met dit label bijdraagt aan de katoenproductie volgens de standaarden van Better Cotton, aldus de RCC.
  • Voor zover de consument door de teksten op het label (toch) op het verkeerde been is gezet, wat kan, wordt duidelijkheid geboden met de nuancering “This product is sourced via a system of mass balance and therefore may not contain better cotton”. Hoewel de RCC toegeeft dat deze zinsnede in een beduidend kleiner lettertype is weergegeven, is dit lettertype volgens de RCC niet zodanig klein dat deze de gemiddelde consument zal ontgaan of dat deze onvoldoende leesbaar is.
  • De RCC acht het voorts van belang dat het om een label gaat dat aan een kledingstuk bevestigd is; de gemiddelde consument zal deze labels doorgaans bekijken omdat deze ook informatie over de maat en de prijs bevat. Hierdoor zal in het onderhavige geval de tekst van het label en dus alle informatie over “Investing in better cotton” bij de gemiddelde consument, met of zonder leesbril, voldoende in het oog springen.

‘Milieubewust’ kent geen vaste invulling

In een uitspraak van 14 april 2025 oordeelt het College van Beroep van de RCC (“CvB”) dat een sticker op huurauto’s van een verhuurbedrijf in strijd is met de Code voor Duurzaamheidsreclame (“CDR”). Op de huurauto’s is een sticker te zien waarop rondom de afbeelding van een bloem en over de lengte van de auto de tekst “Huren is milieubewust” is opgenomen. Volgens de klager is dit een niet onderbouwde duurzaamheidsclaim.

Op 16 oktober 2024 oordeelde de RCC dat niet duidelijk is waarop deze claim betrekking heeft, waardoor de gemiddelde consument kan worden misleid over de duurzaamheidsaspecten van de aangeprezen diensten en ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden heeft de RCC de bestreden uiting in strijd geacht met artikel 3.1 CDR, waartegen het verhuurbedrijf in beroep is gegaan.

Met de RCC is het CvB van oordeel dat de uiting in strijd is met de CDR, zij het op een andere grondslag (artikel 7 CDR), en overweegt hiertoe als volgt:

  • Door de combinatie van de afbeelding en de tekst spoort het verhuurbedrijf aan tot het huren van een auto, vanuit het oogpunt van het milieu. Daarom is sprake van reclame en wordt voldaan aan de definities van ‘duurzaamheidsreclame’ en ‘milieuclaim’ in de CDR. De uiting impliceert immers een milieuvoordeel.
  • De gemiddelde consument kan niet op voorhand bekend worden geacht met de specifieke invulling die het verhuurbedrijf geeft aan de mededeling “Huren is milieubewust”: het is geen claim die een vaste invulling kent of waarvan de gemiddelde consument zonder toelichting begrijpt hoe het milieuvoordeel wordt verwezenlijkt en hangt daarmee af van de omstandigheden van het geval. De invulling van een dergelijke claim dient duidelijk uit de uiting te blijken.
  • Het huren van een benzine- of dieselauto is volgens het CvB op zichzelf genomen niet milieubewust, nu het een activiteit betreft die nadelig is voor het milieu, bijvoorbeeld door het veroorzaken van schadelijke uitlaatgassen. Het kan daarom niet als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat huren als zodanig milieubewust is, zoals het verhuurbedrijf stelt, aldus het CvB.
  • Uitsluitend indien men de milieubelasting van het huren van een benzineauto afzet tegen de milieubelasting die de eigendom van een benzineauto veroorzaakt, kunnen naar oordeel van het CvB in bepaalde opzichten milieuvoordelen worden geclaimd. Dat blijkt volgens de CvB in feite de bedoeling van de uiting te zijn, zodat (impliciet) sprake van een vergelijkende milieuclaim.
  • Bij vergelijkende milieuclaims dient vermeld te worden tussen welk (aspect van het) geadverteerde product of bedrijf enerzijds en welk (aspect van het) product of bedrijf anderzijds de vergelijking wordt gemaakt. Hieraan is niet voldaan, nu de duurzaamheidsclaim zonder enige toelichting wordt gebruikt.
  • De gemiddelde consument zal daarom veronderstellen dat het vanuit het oogpunt van een milieubewuste keuze de voorkeur verdient een auto bij het verhuurbedrijf te huren in plaats van bij een andere verhuurder. Niet is gesteld of gebleken dat het bedrijf zich op het gebied van het milieu in positieve zin onderscheidt van haar concurrenten.

Gebruik kinderidolen Hey Duggee en Garfield op chocolade(verpakkingen) in strijd met de RCC

Op 8 april 2024 oordeelt de RCC dat twee uitingen op chocoladeverpakkingen in strijd zijn met de RCC. Op de verpakkingen zijn respectievelijk de figuren Hey Duggee (uiting 1) en Garfield (uiting 2) te zien, welke volgens klager kinderidolen zijn. Daarmee zouden de verpakkingen van de chocola – die niet aan de voedingskundige criteria uit de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (“RvV”) voldoet – zijn gericht op kinderen t/m 6 jaar dan wel op kinderen van 7 t/m 12 jaar, aldus klager. Klager richt de klacht op zowel de aanbieder van het product als het platform waarop de producten te koop zijn.

Hey Duggee

Over de chocolade met Hey Duggee op de verpakking overweegt de RCC dat Hey Duggee een, door deelname aan speciaal op kinderen gerichte en/of speciaal voor kinderen ontwikkelde, media bekende personage is. Zowel de aanbieder als het platform waarop het product wordt verkocht kunnen verantwoordelijk zijn voor strijdigheid met de RvV.

  • De aanbieder omdat de RCC ervan uitgaat dat de uiting door de aanbieder mede op Nederland is gericht, nu deze na een zoekopdracht blijkbaar doelbewust ook aan een Nederlands publiek wordt getoond. Daarmee valt de uiting onder de reikwijdte van de RvV en heeft de aanbieder als aanbieder van het product op het platform een zelfstandige verantwoordelijkheid om de bepalingen van de RvV na te leven. Nu er gebruik wordt gemaakt van een kinderidool op een verpakking voor een voedingsmiddel (dat niet aan de voedingskundige criteria uit de RvV voldoet), had de aanbieder in dit geval artikel 8 lid 2 sub a RvV moeten naleven door te voorkomen dat de verpakking in Nederland op de markt wordt gebracht. Het feit dat zij een in het buitenland gevestigde partij is doet niet af aan deze op haar rustende verantwoordelijkheid.
  • Onder de aanwezige omstandigheden ziet de RCC evenwel geen aanleiding om het platform medeverantwoordelijk te houden. Het platform heeft adequaat gehandeld door de uiting direct na de ontvangst van de klacht van haar platform te verwijderen. Daarbij acht de RCC het verschoonbaar dat het platform onbedoeld en onbewust heeft toegestaan dat de inbreukmakende uiting op haar platform is gepubliceerd, omdat het gaat om een uiting in de Engelse taal van een in het buitenland gevestigd bedrijf met een vooral in het buitenland bekende licensed character, die blijkbaar ook primair op een buitenlandse consument is gericht. In die situatie zal voor het platform een overtreding van de RvV onvoorzien zijn.

Garfield

De chocolade met Garfield op de verpakking werd door het platform zelf verkocht. Daarom is het platform hiervoor zelf verantwoordelijk, aldus de RCC.

Volgens het platform is evenwel geen sprake van het verboden gebruik van een kinderidool, omdat de op de verpakking afgebeelde Garfield een ‘stripfiguur’ is die primair op volwassenen is gericht en zijn bekendheid ontleent aan op volwassenen gerichte ‘gagstrips’.

De RCC gaat hier niet in mee en overweegt onder meer dat:

  • Licensed media characters die oorspronkelijk niet specifiek op kinderen zijn gericht, door hun gebruik in speciaal voor kinderen ontwikkelde media alsnog bij kinderen bekend kunnen worden en daardoor, naast de oorspronkelijke doelgroep, ook onder kinderen populair kunnen raken. Hiervan is in dit geval sprake nu Garfield zoals afgebeeld in de recente animatiefilm waar klager naar verwijst, “door zijn visuele stijl, kleurgebruik en levendige animatie duidelijk op kinderen is gericht”;
  • Garfield oorspronkelijk uit een strip voor volwassenen afkomstig is, dus geen afbreuk doet aan de bekendheid van het personage onder kinderen door voornoemde recente mediaproducties.

De RCC acht zodoende aannemelijk dat Garfield voor kinderen een herkenbaar en aantrekkelijk karakter is geworden en daardoor aangemerkt kan worden als kinderidool in de zin van de RvV, zodat de uiting in strijd is met 8 lid 2 sub b RvV.

Vragen over deze onderwerpen? Neem graag contact op met Bente van Kan of Lisa Uppelschoten.

Naar
boven