Facts and figures over hoger beroep
Indien een partij het niet eens is met het oordeel van de rechter in eerste aanleg kan er in veel gevallen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof. Het hoger beroep heeft verschillende functies zoals rechtsbescherming, het realiseren en concretiseren van materieel recht, bewaking rechtseenheid en het waarborgen van de kwaliteit van de rechtspraak. Op verzoek van de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum in kaart gebracht in wat voor zaken hoger beroep wordt ingesteld, door wie dit wordt gedaan, waarom dat gebeurt en hoe die zaken vervolgens verlopen. Hieronder worden de meest opvallende onderzoeksresultaten uiteengezet.
15.000 keer per jaar
Er is in de jaren 2009 t/m 2014 rond de 15.000 keer (per jaar) hoger beroep ingesteld. Hiervan heeft ruim 60% van de gevallen betrekking op handelszaken. In deze periode van zes jaar is er een licht dalende trend zichtbaar. Het totale appelpercentage voor handelszaken, sector kanton – exclusief verstek zaken – bedroeg over de periode 2009 t/m 2013 8 tot 9%. Bij handelszaken, sector civiel nam het percentage daarentegen toe van 18% in de periode 2009-2011 naar 30% in de periode 2011-2013. Deze stijging wordt in het onderzoek verklaard door de competentiewijziging van de kantonrechter. Het gemiddelde belang van de zaak in de betreffende categorie en de bereidheid verder te procederen nam sterk toe vanwege de competentiewijziging. Bij kortgedingen was het appelpercentage overigens 17 tot 18%. Een kenmerk van de bij de procedure betrokken partijen is dat meer dan de helft van deze appelzaken is ingesteld door de eiser/verzoeker in eerste aanleg, te weten 65% in handelszaken.
Vaststelling van feiten
Er is ook onderzoek gedaan naar de gronden voor het hoger beroep. In de meeste gevallen betreffen de vermelde grieven in het dossier feiten, namelijk 32% van alle gevallen. Het gaat hierbij vooral om de vaststelling van de feiten in eerste aanleg. Op de tweede plek staan vorderingen/verzoeken met 19%, waarbij het vooral gaat om toe- of afwijzing daarvan in eerste aanleg. Vervolgens met 17% het materieel recht, waarbij het vooral gaat om de toepassing van een rechtsregel of onderbouwing van bewijs. Weinig gevallen hebben betrekking op formeel rechtelijke kwesties en de ontvankelijkheid, namelijk slechts 6% en 2%. Ter aanvulling: persoonlijke of tactische overwegingen die een rol kunnen spelen zijn niet in het onderzoek vastgesteld.
De bijzondere overeenkomst
De grootste groep hoger beroepzaken binnen handelszaken vormt de categorie ‘bijzondere overeenkomsten’ (bijv. arbeidsovereenkomst, agentuur, verzekering), namelijk 39%. Vervolgens de zaken betreffende het verbintenissenrecht met 20% (o.a. onrechtmatige daad), het faillissementsrecht 18%, exclusieve vermogensrechten 6% en overige handelszaken 17%. Het intrekken/royeren van een zaak komt maar in 8% van alle zaken voor. Andere wellicht interessante kenmerken: in 8% van de hoger beroepzaken is een deskundigenbericht gegeven en in 4% is een getuigenverklaring gegeven. In veruit de meeste zaken (73%) blijft de procedure in appel beperkt tot één memorie per partij en worden verder geen akten genomen. In slechts 17% van de zaken is er pleidooi gehouden.
Doorlooptijd
Natuurlijk is de doorlooptijd afhankelijk van wat er in een zaak allemaal gebeurt. Het onderzoek geeft echter een gemiddelde doorlooptijd van 42 weken aan (bij de in 2014 uitgestroomde zaken). Handelszaken hebben veelal een langere doorlooptijd, namelijk 63 (!) weken in 2014. Een significant langere doorlooptijd is er ook voor zaken waarin een deskundigenbericht of getuigenverklaring heeft plaatsgevonden. Dit geldt ook voor zaken waarin aanvullend bewijs is ingebracht en zaken waarin één of meerdere tussenvonnissen of tussenbeschikkingen zijn gewezen. Het houden van een zitting lijkt geen verschil te maken voor de doorlooptijd. Ook deze zaken worden gemiddeld binnen een jaar afgedaan. Zaken waarin meerdere zittingen worden gehouden duren in bijna alle gevallen wel langer dan een jaar. Overigens is de doorlooptijd, in 2016, veel langer als pleidooi gehouden wordt, door enorme achterstanden bij de gerechtshoven.
De uiteindelijke uitkomst
In handelszaken leidt 42% van de gevallen tot bekrachtiging en 38% tot vernietiging van het oorspronkelijke vonnis. Noemenswaardig is nog de ‘differential attitude hypothese’. Uit het onderzoek volgt dat bij handelszaken het hoger beroep dat werd ingesteld door de partij die in eerste aanleg gedaagde/verweerder was, een wat grotere slagingskans heeft dan het hoger beroep dat werd ingesteld door de eiser/verzoeker in eerste aanleg. Er wordt echter wel gewezen op het feit dat veel factoren een rol spelen en dat hier voorzichtigheid geboden is. Interessant is dat in de helft van de zaken het oordeel in hoger beroep niet wijzigt ten opzichte van het oordeel in eerste aanleg. De andere helft van de zaken veranderde op één punt, of twee en vaker op drie of zelfs meer punten. De meeste veranderingen zitten in het oordeel over de onderbouwing van de toe- of afwijzing, gevolgd door het oordeel over de feiten, daarna het oordeel over de toe- of afwijzing en het bewijs. Er zijn weinig veranderingen te zien met betrekking tot het oordeel over de toepasselijkheid van het recht, de hoogte van de vordering of het verzoek en de toepassing of uitleg van een rechtsregel.
Ook komt het voor dat de geïntimeerde zelf ook in hoger beroep gaat, namelijk in 12% van de zaken. Dat heet ‘‘incidenteel appel’’. In 24% van de zaken is het incidenteel appel geslaagd, in 16% van de zaken faalt het appel en in de overige gevallen zijn de grieven van de appellant in het incidenteel appel helemaal niet behandeld. Terugverwijzing naar de rechtbank komt slechts weinig voor, in 2009 en 2010 namelijk minder dan 1%. De gerechtshoven geven zelf dus een geheel nieuwe beslissing.
Een lange adem
Het onderzoek heeft ons meer inzicht gegeven in de stand van zaken in het civielrechtelijk hoger beroep in Nederland. Dit leidt meer tot opgesomde aantallen en getallen dan tot inhoudelijke conclusies over de huidige praktijk, ook omdat de hoven regelmatig wijzigingen doorvoeren in hun procedures en reglementen. Conclusie van het onderzoek is dat in een substantieel aantal zaken hoger beroep tot een andere uitspraak leidt dan in eerste aanleg. Dit geldt iets minder voor handelszaken. Daarnaast is de gemiddelde doorlooptijd in hoger beroepzaken enigszins afgenomen, maar een uitzondering zijn de handelszaken, waar toch vaker een lange adem nodig is.