De persoonlijkheidsrechten van de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk

bureau Brandeis
02 dec 2016

Inleiding

Door de meeste makers van artistiek werk zal dit werk niet alleen worden gezien als object waaruit men geld kan slaan, zij zien in hun werk ook de uitdrukking van hun persoonlijkheid. Het werk draagt het persoonlijk stempel van de maker; het werk is het geesteskind van de maker. Daarom kent de wet aan de maker niet alleen exploitatierechten toe zodat hij met zijn werk geld kan verdienen, maar ook persoonlijkheidsrechten. Deze laatste rechten, ook wel – naar het Frans – morele rechten genoemd, staan niet limitatief opgesomd in art. 25 Auteurswet (Aw). De maker behoudt deze rechten ook nadat hij zijn auteursrecht (in de zin van exploitatierecht) aan een ander heeft overgedragen.

De in art. 25 Aw genoemde persoonlijkheidsrechten

Op grond van art. 25 lid 1 Aw kan de maker van een werk zich verzetten tegen:

  1. openbaarmaking zonder zijn naam, tenzij het verzet onredelijk zou zijn (sub a);
  2. openbaarmaking onder een andere naam dan de zijne alsmede wijziging in de benaming van het werk of in de aanduiding van de maker (sub b);
  3. wijziging in het werk zelf, tenzij die wijziging zodanig is dat verzet daartegen onredelijk zou zijn (sub c);
  4. misvorming, verminking of andere aantasting die nadeel toebrengt aan de naam of eer van de maker (sub d).

sub a. Het recht op naamsvermelding is in art. 25 lid 1 sub a Aw negatief geformuleerd als het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als maker. Dit verzet wordt niet gehonoreerd indien het in strijd is met de redelijkheid.

 sub b. Volgens art. 25 lid 1 sub b Aw heeft de maker het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van zijn werk onder een andere naam dan de zijne. Indien de aanduiding van de maker (dat kan ook een schuilnaam zijn) op of in het werk voorkomt of in verband daarmee openbaar is gemaakt (bijvoorbeeld in programma’s of op aanplakbiljetten), behoeft de maker een verandering daarvan niet te dulden. Hetzelfde geldt voor de titel of benaming van het werk zelf.

sub c en d. Het recht van de maker om zich te verzetten tegen wijziging, misvorming, verminking of aantasting van zijn werk (art. 25 lid 1 sub c en d Aw), wordt ook wel aangeduid als het droit au-respect. De grens tussen de subonderdelen c en d is overigens niet eenvoudig te trekken. De begrippen misvorming en verminking (sub d) kunnen immers gezien worden als wijzigingen in de zin van subonderdeel c. Of een ‘wijziging’ onder sub c of d valt maakt wel uit. Zo kan een beroep op subonderdeel c afstuiten omdat het onredelijk is, terwijl het subonderdeel d zo’n redelijkheidstoets niet kent. Dat onderdeel vereist daarentegen dat de maker pas met succes kan optreden indien hij door de wijziging in zijn eer en goede naam wordt aangetast. Het subonderdeel d heeft vooral zelfstandige betekenis doordat het ook een verzetsmogelijkheid biedt tegen elke andere aantasting van het werk. Van een aantasting van een werk kan sprake zijn zonder dat het werk ‘an sich’ wordt gewijzigd. Het gaat dan meer om de context waarin het werk wordt geplaatst. Zo is bijvoorbeeld beslist dat het vervangen van rode vloerbedekking door blauwe een aantasting van de in de betreffende zaal aanwezige plafondschildering oplevert, omdat deze was afgestemd op de rode vloerbedekking. Zie Vzr. Rb. Groningen 10 september 2004, AMI 2004/21 (Plafondschildering Stadsschouwburg Groningen).

Als voorbeelden van wijzigingen van het werk waartegen het (ex art. 25 lid 1 sub c) wellicht niet redelijk is zich te verzetten, kunnen worden genoemd het overbrengen van een boek in een nieuwe spelling, het renoveren van een huis en dergelijke. Problemen rijzen vooral daar waar het werk niet louter sier is, maar ook een gebruiksfunctie heeft. In dergelijke gevallen kan het voor de eigenaar of gebruiker van het werk (in de zin van de materiële drager) van belang zijn dat de maker (eventueel binnen zekere grenzen) afstand doet van zijn persoonlijkheidsrecht. Problemen kunnen ook ontstaan daar waar de maker toestemming geeft voor de adaptatie van zijn werk (bijvoorbeeld de verfilming van zijn boek). Wie zo’n toestemming geeft kan zich in redelijkheid niet verzetten tegen wijzigingen die noodzakelijkerwijs uit de verandering van het medium voortvloeien.

Vernietiging van het werk

Algehele vernietiging van het werk (de sloop van een gebouw) kan niet als een aantasting van het werk in de zin van art. 25 lid 1 sub d Aw worden aangemerkt; HR 6 februari 2004, AMI 2004/12 (Jelles/Zwolle). Wel kan de vernietiging van het (unieke) exemplaar misbruik van recht in de zin van art. 3:13 BW opleveren, dan wel anderszins onrechtmatig jegens de maker zijn.

Recht van de maker om zelf wijzigingen aan te brengen

Art. 25 Aw kent de maker niet zonder meer het recht toe zijn werk uit de openbaarheid terug te halen of te vernietigen (geen onbegrensd ‘recht op spijt’). Wel mag de maker binnen grenzen wijzigingen aanbrengen. Dat laat art. 25 lid lid 4 Aw toe. De grens van lid 4 (‘naar regels van het maatschappelijk verkeer, te goeder trouw’) is redelijk vaag wat ook niet anders kan, gelet op de veelheid aan denkbare gevallen. Een voorbeeld bij uitstek is de bevoegdheid van de schrijver van een wetenschappelijk werk om bij een nieuwe druk recente ontwikkelingen te verwerken en fouten te herstellen.

Uitoefening van de persoonlijkheidsrechten na het overlijden van de maker

Anders dan de exploitatierechten vererven de persoonlijkheidsrechten niet zonder meer. De wetgever is er – waarschijnlijk terecht – van uitgegaan dat niet iedere erfgenaam zonder meer een goede graalbewaarder is. De maker kan zijn persoonlijkheidsrechten na zijn dood doen uitoefenen door iemand die bij testament of codicil is aangewezen (art. 25 lid 2 Aw). Heeft hij iemand aangewezen, dan vervallen de persoonlijkheidsrechten tegelijk met het verval van het auteursrecht. Is niemand aangewezen dan vervallen de persoonlijkheidsrechten bij het overlijden van de maker.

Handhaving

Bij schending van de persoonlijkheidsrechten komen de volgende handhavingsmiddelen in beeld: het verbod, schadevergoeding, vergoeding van niet in vermogensschade bestaand nadeel en andere handhavingsmiddelen volgens het gewone recht, onder omstandigheden ook recall en rectificatie.

Naar
boven