Live

Hans Bousie
30 apr 2019

Ooit (ik moet er besmuikt bij zeggen dat dat op 14 juli 1980 was) was ik bij een optreden van jazz pianiste Dorothy Donegan in de Caroussel zaal bij het North Sea Jazz Festival, toen nog in Den Haag. Moet u zich voorstellen, de Carrouselzaal was een zaal met een hoogte van ongeveer 1 meter 50 tot de nok. Iedereen mocht nog roken en deed dat ook en buiten was het dertig graden. Binnen was het dus 50 en Dorothy Donegan “stole the show”. Ze was toen al wel wat ouder maar ze roste op die piano alsof ze er 45 jaar huwelijksleed uit moest timmeren. En dat enthousiasme werkte aanstekelijk, in ieder geval voor mij die toen nog ongetrouwd was. Ik geloofde werkelijk dat ik de beste artiest aller tijden aan het werk zag en wist niet hoe snel ik de volgende dag naar de platenzaak (vroeger werd muziek vastgelegd op platen, dat zijn zwarte frisbees) moest gaan om haar laatste album te kopen. En wat bleek? Ik vond het helemaal ruk.

What happened? Wat mij overkwam overkomt de gemiddelde festivalganger met enige regelmaat (ik heb daarna nog zeker 20 keer de beste artiest op aarde aan het werk gezien). Een beleving in de zaal of op het podium is totaal anders, dan als je in je huis of in de auto (of stiekem op je werk, terwijl je net doet alsof je een pleitnota aan het schrijven bent) naar diezelfde muziek luistert. Bij een concert word je gegrepen, vallen je dingen op die je bij het luisteren sec niet mee krijgt. Wist u bijvoorbeeld dat Stevie Wonder een uitzonderlijk grote schoenmaat heeft? Daar heeft hij ooit mee voor mijn gezicht zitten zwaaien terwijl hij piano speelde.

Elk jaar maak ik me klaar voor de Matthäus Passion (dat is de ouderwetse versie van the Passion, maar dan met goede muzikanten). Dat betekent op tijd kaarten regelen voor het concert, hetzij in Naarden, hetzij het Concertgebouw en de laatste paar jaar in de Pieterskerk in Leiden. Twee keer anderhalf uur naar Bach luisteren. Meelezen met de teksten. En als ik dat doe, denk ik bij de muzikanten die in mijn blikveld vallen hoe ze in hun alledaagsheid zullen zijn. Gebruiken ze veel of weinig wc papier, poetsen ze elektrisch, slaan ze hun echtgenoot, staan ze op het punt van trouwen, hebben ze diezelfde ochtend nu wel of geen seks gehad. Kortom, allemaal zaken die in het geheel niets te maken hebben met het muzikaal geweld dat over je wordt uitgestort, maar wel zaken die aan “de beleving” het nodige toevoegen.

Ik kom elke keer ontroerd (een huilende kale man, kan het mooier) uit het concert. Het meest lastig heb ik het met het slotkoor. Dat vind ik zo overweldigend mooi dat alle alledaagsheden, ook die van de muzikanten, als sneeuw voor de zon verdwijnen. Dan is er alleen nog maar muziek, dan zijn er alleen nog maar mijn gedachten, dan is er liefde en vriendschap, verdriet en geluk en dat allemaal door elkaar. Natural dope.

En dan zit ik in de auto op weg naar huis en dan zet ik de Matthäus Passion op, elke keer weer probeer ik het en dan weet ik niet hoe snel ik hem weer uit moet zetten. Het Leven en De Muziek vallen alleen live samen.

Hans Bousie

Naar
boven