Getuigenbewijs

bureau Brandeis
10 feb 2016

Getuigenbewijs is naast bewijs door geschriften een belangrijke manier van bewijslevering in de civiele procedure. Naast de toepassing van rechtsregels gaat het in de civiele procedure vaak om de toedracht van feiten, om waarheidsvinding. Op welke wijze is iets voorgevallen of gebeurd? Waren partijen kredietverstrekking overeengekomen of was er sprake van informele kapitaalverschaffing? Is bij dienstverlening in een complex en risicovol financieel product de bancaire zorgplicht voldoende in acht genomen? Heeft gedaagde de veiligheidsvoorschriften in acht genomen bij het bedienen van de chemische installatie? Getuigenbewijs kan bij het verkrijgen van opheldering omtrent dergelijke feiten een belangrijke rol spelen.

Civiel bewijsrecht

Het vaststellen van feiten in de civiele procedure is van bijzonder belang. De rechter mag zich namelijk pas op door partijen gestelde feiten baseren wanneer deze feiten als vaststaand kunnen worden aangemerkt. Gestelde feiten komen vast te staan (worden ‘hard’ gemaakt) doordat zij door de wederpartij zijn erkend, niet of niet voldoende zijn betwist of doordat zij zijn bewezen. Overigens mag de rechter bepaalde feiten ook zelfstandig aanvoeren en aan zijn beslissing ten grondslag leggen: processuele feiten alsook feiten of omstandigheden van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels (art. 149 Rv).

In het civiel bewijsrecht gaat het steeds over kwesties als: wat moeten partijen stellen en welke partij moet dat doen (de stelplicht), welke feiten mag de rechter aan zijn beslissing ten grondslag leggen, welke gestelde maar betwiste feiten komen voor bewijslevering in aanmerking, welke partij dient de omstreden feiten volgens de hoofdregel van bewijslastverdeling (art. 150 Rv) te bewijzen – welke luidt: de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit – hoe kan die partij die feiten bewijzen (de bewijsmiddelen) en wanneer is het bewijs omtrent die feiten geleverd (de bewijswaardering)?

Getuigenverhoor en voorlopig getuigenverhoor

Een belangrijk bewijsmiddel in de civiele procedure is de getuigenverklaring. Getuigenbewijs wordt verkregen via het zogeheten getuigenverhoor (artt. 163-185 Rv) en het zogeheten voorlopig getuigenverhoor (artt. 186-193 Rv). Het belangrijkste verschil tussen het getuigenverhoor en het voorlopig getuigenverhoor is dat het getuigenverhoor tijdens een lopende procedure plaatsvindt en het voorlopig getuigenverhoor plaatsvindt voordat een procedure aanhangig is, althans het voorlopig getuigenverhoor staat procedureel los van eventuele andere procedures over dezelfde zaak. De wettelijke bepalingen omtrent het getuigenverhoor zijn op het voorlopig getuigenverhoor van overeenkomstige toepassing (art. 189 Rv). Een voorlopig getuigenverhoor kan bevorderlijk zijn voor het inschatten of een (bodem)procedure kansrijk is, voor het tot stand brengen van schikkingsmogelijkheden en voor het voorkomen dat bewijsmogelijkheden verloren gaan. Wel moet worden gewaakt dat het voorlopig getuigenverhoor niet wordt aangewend voor ‘fishing expeditions’ of om oneigenlijke druk op een wederpartij uit te oefenen.

Getuigplicht

Het staat personen niet vrij zelf te beslissen of men al dan niet getuigenis aflegt. Iedereen die daartoe op wettige wijze is opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen (art. 165 Rv). Deze plicht ziet zowel op de verschijningsplicht als de getuigplicht. In het uiterste geval kan de rechter bevelen dat een onwillige getuige door de openbare macht voor hem wordt gebracht (art. 172 Rv) of dat een weigerachtige getuige in gijzeling zal worden gesteld totdat deze aan zijn verplichting heeft voldaan (art. 173 Rv).

Alleen in een beperkt aantal gevallen kan iemand die is opgeroepen als getuige te verschijnen, na te zijn verschenen weigeren getuigenis af te leggen. Van dit zogeheten verschoningsrecht van de getuige kan sprake zijn bij bepaalde familierechtelijke betrekkingen met een van de gedingvoerende partijen, bij een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of betrekking (men kan denken aan een arts, notaris, advocaat, geestelijke) en bij het gevaar dat de opgeroepene door het afleggen van zijn of haar verklaring zichzelf of – kort gezegd – zijn gezinsleden aan strafrechtelijke vervolging zou blootstellen (art. 165 Rv). Overigens is naast het verschoningsrecht de rechter steeds bevoegd te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven (art. 179 Rv).

Partij-getuigen

Ook de gedingvoerende partijen kunnen als getuige optreden. Zowel eiser als gedaagde kunnen als getuige optreden, zowel op eigen verzoek als op verzoek van de wederpartij. Hiervoor geldt wel de belangrijke beperking dat indien een partij als getuige is gehoord, haar verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (art. 164 Rv). Een partij kan een feit waarvan zij de bewijslast draagt dus niet bewijzen met alleen de eigen verklaring.

Een getuigenverklaring kan verder slechts als bewijs dienen, voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten (art. 163 Rv). Onder uit eigen waarneming bekende feiten vallen ook feiten ‘van horen zeggen’. Aan de persoonlijke meningen en de eigen conclusies van de getuige komt echter geen betekenis toe.

Wie een getuigenverklaring aflegt, staat onder ede (art. 177 Rv). Een getuigen zweert, alvorens zijn of haar getuigenis af te leggen, op de bij de wet bepaalde wijze de eed de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen. Het gevolg van deze eed of belofte is, dat liegen tegen de rechter vanaf dat moment meineed heet, en een strafbaar feit oplevert (art. 207 Sr).

Bij een getuigenverhoor is het gebruikelijk dat de rechter begint met het stellen van vragen over de te bewijzen feiten. Daarna krijgen partijen of hun raadslieden de gelegenheid vragen te stellen aan de getuige (art. 179 Rv). Aansluitend wordt een proces-verbaal opgemaakt van de getuigenverklaring (art. 180 Rv). Dat is meestal een samenvatting van de verklaring van de getuige, en niet een woordelijke weergave. De samenvatting wordt aan de getuige en de advocaten voorgelezen, en zij kunnen daarop commentaar geven om onduidelijkheden op te helderen, of om inconsistenties tussen de samenvatting en de getuigenis te signaleren en te verhelpen. Partijen ontvangen een gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal.

Getuigenbewijs en bewijskracht

Aan een getuigenverklaring komt vrije bewijskracht toe (art. 152 Rv). Dit betekent dat het aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten – aan zijn vrije waardering van het bewijs – welke overtuigingskracht hij aan het bewijsmiddel toekent. Alleen aan een getuigenverklaring voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige niet uit eigen waarneming bekende feiten, of de enkele partij-getuigenverklaring  voor zover het door die partij te bewijzen feiten betreft, komt geen bewijskracht toe. Dit brengt mee dat een samenhangende en waarachtige getuigenverklaring doorgaans het meest overtuigend is en als getuigenbewijs over het algemeen eerder het gewenste effect sorteert.

Een goede voorbereiding

Een goede voorbereiding van getuigen op een getuigenverhoor is van essentieel belang om verrassingen in de rechtszaal te voorkomen. U mag van een bekwame procesadvocaat verwachten dat hij zich niet laat overrompelen tijdens een getuigenverhoor en u terdege voorbereidt op vragen van zowel de rechter als (de raadslieden van) de wederpartij. Natuurlijk niet door de getuige woorden in de mond te leggen, maar door ervoor te zorgen dat de getuige de (inhoud van de) overige bewijsmiddelen en bijvoorbeeld de chronologie van de reeds bekende feiten, goed voor ogen staan.

Naar
boven